Beelden bij 1302, het jaar van de mythe


Van de middeleeuwen hebben we geen films of foto's bewaard, amper portretten, weinig beschrijvingen. Toch kunnen we met wat zoeken een beetje de sfeer oproepen van feiten en gebeurtenissen van het einde van de dertiende en de eerste jaren van de veertiende eeuw. Tweeëntachtig illustraties in totaal, telkens met wat uitleg, die u hopelijk die periode beter doen begrijpen, en waarderen.


Een nieuwe koning

De 'Sacre' van een Franse koning was een ritueel dat herinnerde aan het doopsel van Clovis omstreeks het jaar 500. Het symboliseerde dat de koning bij de kroning niet alleen vorst werd over zijn onderdanen, maar ook een meer rechtstreekse band met God kreeg. Op deze miniatuur van ca. 1250 (uit de Bibliothèque Nationale in Parijs)  ziet men het moment waarop de aartsbisschop van Reims de nieuwe koning op negen plaatsen van zijn ontbloot bovenlijf zalft.


De achterkant van de kathedraal van Reims, zoals ze er al uitzag op de dag van de kroning van Filips de Schone op 6 januari 1286. Ze was toen nog brandnieuw. Het Palais du Tau (links), het aartsbisschoppelijk paleis, met zijn doorgang langs het altaar, bestond toen al, al dateert het gebouw vandaag van de tijd van Lodewijk XIV, aan het eind van de zeventiende eeuw.

In de middeleeuwse samenleving was landbouw nog de hoofdactiviteit van veruit het grootste deel van de bevolking. Boeren labeurden vooral met handwerktuigen, al beschikten ze ook over ploegen en eggen met ossen die het werk deden. In de feodale hiërarchie werkten ze voor een heer, die hen in ruil militaire bescherming bood. (miniatuur uit de dertiende eeuw uit de Bijbel van St.Jean d'acre op Gallica.bnf.fr)

Geweld was overal in de middeleeuwse samenleving, en een onderdeel van het dagelijkse leven. Veiligheid bestond niet. Er was een beperkte rechtsmacht van de heer, maar geen politie. Oorlog kwam frequent voor. Ruzies vocht men uit met de vuist en het mes. Pas in de dertiende eeuw begon men op hoger niveau sommige geschillen te beslechten via het herontdekte recht. (Fragment uit De Triomf van de Dood van Pieter Bruegel).

Het aanzien van de clerus, die in de twaalfde eeuw nog oppermachtig was, daalde de eeuw nadien dramatisch, door het eigen machtsmisbruik, de toenemende corruptie in de kerk, en het verlies aan inkomsten uit grond en landbouw. De 'Willem' die Van den Vos Reynaerde schreef voerde priesters en paters steevast op als graaiers en rokkenjagers. (Illustratie uit Boccacio's Decamerone te vinden op Gallica.bnf.fr)


Graftombe van Philippe IV, bijgenaamd 'le Bel', (in het Nederlands: Filips de Schone) in de abdijkerk van Saint-Denis (foto Myriam Lemmens). Filips leefde van 1269 tot 1314. Zijn persoonlijkheid blijft ook zeven eeuwen later nog een enigma, vooral omdat hij uitermate zwijgzaam was in zijn publieke optredens. Maar historici neigen toch meer en meer ertoe om hem een hoofdrol toe te kennen in de heel aparte koers die de Franse monarchie volgde tijdens zijn regeerperiode.

Lyons-la-Forêt, zo'n dertig kilometer ten oosten van Rouen in Normandië, is vandaag één van de meest fraaie historische dorpjes van Frankrijk. Het ligt aan één van de favoriete jachtbossen van koning Filips, die er dan verbleef in het nabije kasteel van La Feuillie. Zijn laatste rechterhand, Enguerran de Marigny, was ook van daar afkomstig.

De Tour de Nesle langs de Seine, tegenover het paleis van het Louvre, in Parijs, op een gravure van ca. 1900, gebaseerd op een tekening uit de 15de eeuw. De toren was drie jaar lang het liefdesnest van twee schoondochters van Filips IV. Die reageerde als een genadeloze patriarch toen hij in de lente van 1314 van de buitenechtelijke relaties vernam. Hij spaarde zijn eigen zonen, inbegrepen de kroonprins, niet.

De graaf van Vlaanderen

Van Guy de Dampierre (ca. 1226-1305), graaf Gwij van Vlaanderen, is geen betrouwbaar beeld bewaard. Wel dit zegel (Archives départementales de l'Aube), dat hem als geharnast ruiter toont. Merk de gesloten helm, de vrije mouwen met maliën, het zadel met een houten zeteltje. En het schild en het deken op het paard, beide met het leeuweninsigne.

De excomunicatie van Bouchard d'Avesnes, met Margareta aan zijn zijde, in de geromantiseerde versie van de Antwerpse schilder Albrecht de Vriendt van het einde van de negentiende eeuw. De ingewikkelde familiegeschiedenis van Gwij van Dampierre sprak nog steeds tot de verbeelding. (zwart-wit foto van het schilderij in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel).

De Carrefour de l'Arbre uit de finale van Parijs-Roubaix is één van de belangrijkste arena's van de hedendaagse wielersport. Weinigen weten dat de kasseistrook pal in het midden ligt van het slagveld van Bouvines van 1214 (zie volgende foto). De 'Arbre' refereert naar een gelijknamige kapel langs de oude Romeinse heirbaan van Doornik naar de brug van Bouvines over de Marque. De oorspronkelijke kapel, die vernietigd werd tijdens de Franse Revolutie, zou zijn opgericht om aan de overwinning van koning Philippe II (Filips-Augustus) te herinneren, die tijdens de snikhete dag onder een boom een pauze nam.

De gevangenname van graaf Ferrand van Vlaanderen (Fernando van Portugal, midden, in de lichtpaarse tuniek) aan het einde van de slag van Bouvines op 27 juli 1214. Beeld van het glasraam in het Sint-Pieterskerkje van Bouvines dat eind negentiende eeuw werd gebouwd om de overwinning van de Franse koning Filips-Augustus (Philippe II) op de Duitse keizer, de Engelse koning en de graaf van Vlaanderen te herdenken. Bouvines maakte van de Franse monarchie een hoofdrolspeler in West-Europa. Tot dan was de Franse kroon minder machtig dan haar vazal, de graaf van Vlaanderen.


De Frans-Engelse oorlog

Edward I, koning van Engeland en hertog van Guyenne (1239-1307), op een geschilderd portret dat recent hersteld werd op de stoelen van het koor van de abdij van Westminster in Londen. Men neemt aan dat het portret hem voorstelt en bovendien uit die tijd dateert. Dat zou dan één van de eerste authentieke portretten van een middeleeuwse vorst kunnen zijn. Edward I was vooral uitzonderlijk groot voor zijn tijd: net geen meter negentig.

Graftombe van Eleonore van Aquitaine (1122-1204) in de abdij van Fontrevaud aan de Loire, de necropool van de Plantagenets toen zij nog Frankrijk domineerden. Eleonore was een voor haar tijd zeer vrijgevochten vrouw, die zich via haar tweede huwelijk met de Engelse koning meester maakte van ruim de helft van Frankrijk. Mede vanwege haar eerste huwelijk met de Franse koning, groeide daar een Frans-Engelse rivaliteit uit die nog ruim zes eeuwen zou duren.

De Pointe Saint-Mathieu, de uiterste westpunt van Bretagne, vandaag (foto Gregory Lebreton, via Flickr). Het was op de zee voor die kust, ver van alle gezag, dat vissers van Sluis tot Bayonne afspraken om hun vetes uit te vechten. Daarbij werden geen gevangenen gemaakt. Op 15 mei 1293 leidde dit zelfs tot een heuse zeeslag waarbij enkele honderden vissers sneuvelden en mogelijk tientallen scheepjes werden gekelderd.

De Italiaanse schilder Paolo Uccello schilderde in de jaren 1467-68 een reeks schilderijen onder de titel 'Mirakel van de ontheiligde hostie'. Daarbij ook dit tafereel waarin een woedende massa het huis bestormt van een joodse koopman en zijn familie (links) omdat daar een hostie is beginnen bloeden (centraal op het schilderij). De koopman had de hostie gekocht van een vrouw die ze uit de kerk stal om aan een lening te geraken. Het schilderij slaat op een verhaal dat zich situeert in Parijs anno 1290, en dat ook daar zijn origine vond. Het werd mogelijk verspreid om de koning een motief te geven om joden extra te belasten.

Chateau-Gaillard, in een hedendaagse reconstructie. De versterkte burcht, aan één van de meanders van de Seine stroomopwaarts van Rouen in Normandië , was een meesterwerk van militaire ingenieurskunst toen hij gebouwd werd door de Engelse koning (en hertog van Normandië) Richard Leeuwenhart in 1198. Maar zes jaar later al wisten de troepen van de Franse koning Philippe-Auguste het kasteel te veroveren. Normandië werd Frans bezit. De kost en verdediging van dergelijke bouwwerken woog zwaar in alle koninklijke schatkisten. Filips de Schone liet daar in 1214 zijn schoondochters opsluiten. De ruine van het kasteel vandaag geeft nog een goed idee van hoe het er vroeger uit zag.

Charles van Valois (1270-1325), hier afgebeeld op zijn graftombe in de abdijkerk van Saint-Denis (foto Myriam Lemmens), was de jongere broer van Filips IV de Schone. Hij leidde het leger van de koning tijdens de veldtocht in Guyenne in 1295, en in Vlaanderen in 1297 en 1300. Zijn oudste zoon werd in 1328 als Filips VI de eerste van de Valois-koningen van Frankrijk, nadat de drie zonen van Filips de Schone snel achter elkaar waren gestorven.

De rijkdom van de Vlaamse steden

Een oude kaart van het graafschap Vlaanderen, zoals het was omstreeks 1300, van de Westerschelde tot aan de Aa tussen Saint-Omer en Grevelingen, en van de kust tot de Dender. Het deel ten oosten van de Schelde, en de Vier Ambachten in het noorden, vielen onder de voogdij van het Duitse Rijk. De heerlijkheid Bornem (rechteroever van de Schelde) hoorde toen ook bij Vlaanderen.

De ruines van de abdij van Saint-Bertin (Sint-Bertijns) in Saint-Omer (Sint-Omaars). De abdij (foto Myriam Lemmens), waar de laatste Merovingische koning in het jaar 751 werd opgesloten door hofmeier Pepijn, stichtte de stad, de eerste die als zodanig erkend werd door de graven van Vlaanderen. Daar ook is vermoedelijk het proces begonnen van het indijken van de zee, die toen via een inham tot aan de abdij kwam. De eerste graven van Vlaanderen, uit de negende en tiende eeuw, werden in de abdijkerk van Saint-Bertin begraven. Abdij en graven werden vernield tijdens de Franse Revolutie.

De Gentse hoogleraar Jan Dhondt maakte tachtig jaar geleden deze kaart van het kustgebied van Vlaanderen, zoals hij die vermoedde voor de negende eeuw. Merk vooral de grillige kustlijn die gemiddeld vijfentwintig kilometer dieper lag dan nu, met forse inhammen naar Saint-Omer, Ieper en Brugge toe. Dhondt duidde terloops ook de grenzen van de bisdommen aan, die Filips van Chieti, de broer van graaf Robrecht, in 1303 poogde te wijzigen omdat de bisschoppen de taal van hun volk niet spraken.

Het proces van indijken, dat ten noorden van de Alpen onbekend was, groeide waarschijnlijk uit de nood om de schapen, die graasden tussen de slikken en schorren van de zee-inhammen, beter te beveiligen. Tussen 1150 en 1300 werd het inpolderen in Vlaanderen een massaal fenomeen, als interessante belegging voor de graaf en de heren, prelaten en rijke kooplieden. De nieuwe gronden creëerden vrijere boeren en hogere productie, die steden deden ontstaan. Zo groeide het graafschap in drie eeuwen tijd uit van een onherbergzaam moerasgebied tot de veruit meest ontwikkelde regio ten noorden van de Alpen, enkel vergelijkbaar met het rijke Noord-Italië.

Brugge was anno 1300 de derde grootste stad van Frankrijk en in volle opbloei als centrum van handel en financiën. Schepen voeren via het Zwin en de overslag in Damme langs de Reien tot in de inmiddels verdwenen Waterhalle aan de Grote Markt (links op het schilderij van Jean-Baptist van Meuninxhove uit de 17de eeuw, dat vandaag in de inkomhal van het stadhuis hangt). Daar stond ook het nieuwe Belfort (toen nog zonder het bovenste gedeelte van de toren), dat het oude verving dat in 1280 was afgebrand, enkele weken voordat er een opstand in de stad uitbrak.

Het Zwin, in zijn gedaante van 1300, was door een stormvloed ontstaan in 1134. Het creëerde een estuarium met havens en haventjes als Damme, Sluis, Monnikerede, Hoeke en - via een zijarm - Aardenburg. De Gentenaars groeven in het midden van de dertiende eeuw hun eigen rechtstreekse verbinding naar Damme en dus de zee, de Lieve. Dat was toen een technisch hoogstandje. 

Gent was met ruim 70.000 inwoners anno 1300 de tweede grootste stad benoorden de Alpen, na Parijs. Het was een textiel- en handelscentrum. De stad gold, met stevige stadsmuren tussen de meanders van Leie en Schelde, als quasi niet te veroveren. Het derde huis van links op het beeld van de Graslei (foto Myriam Lemmens) is overigens het enige stenen gebouw uit de dertiende eeuw dat bewaard is gebleven. Het was van de familie Borluut.

 Gent werd voor het grootste deel van de dertiende eeuw bestuurd door een oligarchie van rijke families, die vrij autonoom ageerde van de graaf. Die hadden ook knokploegen van zogenaamde lijfwachten in dienst die hen het monopolie van de macht verzekerden. Tegen dat bewind kwam steeds meer verzet, waarop graaf Gwij probeerde in te spelen om zijn macht over de stad weer te versterken. 

Ieper met zijn Lakenhalle (hier op een schets uit de Flandria Illustrata van Antonius Sanderus uit de 17de eeuw, online te raadplegen) was de derde stad van Vlaanderen. Het was vermoedelijk de meest 'geïndustrialiseerde' stad, met scherpe sociale verhoudingen en interne tegenstellingen, en een deel van zijn proletariaat dat buiten de muren en in het nabije Poperinge huisde. Ieper was ook de producent van het meest gegeerde textiel, dat aan het hof in Parijs en vogue was.

Stadsplan van Rijsel van midden 16e eeuw (online te vinden op Gallica.bnf.fr). Onderaan in het midden (nr. 19) het toenmalig 'keizerlijk paleis', het voormalig kasteel van de graaf van Vlaanderen. De strategisch gelegen stad (Lille in het Frans, Insula in het Latijn, en Ryssele in het Nederland, zoals bovenaan op de kaart aangegeven) werd belegerd door de Fransen in 1297 en 1304, en door de Vlamingen in 1302. Telkens gaf ze zich onder voorwaarden na een tijd over.

Het Belfort van Douai vandaag, met de Vlaamse leeuw in de top (foto Myriam Lemmens). De vijfde stad van Vlaanderen kende haar eigen opstanden en belegeringen, en lag vlakbij de grens met het graafschap Artois.

De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Damme, het enige monumentale overblijfsel van de glorietijd van de internationale havenstad, die vandaag een lieflijk, landelijk dorpje is. Het schip van de kerk werd in de vroege achttiende eeuw grotendeels gesloopt bij gebrek aan geld om het te onderhouden. Damme speelde een cruciale rol in de opstand en de oorlog in Vlaanderen rond 1300.

Koning Filips versus graaf Gwij

Het Parlement van Parijs in zitting, in aanwezigheid van de koning (miniatuur uit de Manuscrits de Pierre Lorfèvre, van ca. 1400, in het bezit van het IRHT in Paris-Aubervillers). De Franse koning Lodewijk IX creëerde die vergadering van juristen om beroepen van onderdanen tegen beslissingen van vazallen van de koning te behandelen. Zijn kleinzoon Filips de Schone bouwde haar uit tot instrument om zijn macht te vergroten.

Valenciennes, de grootste stad van het graafschap Henegouwen en pal op de Schelde gelegen (gravure uit 1567). De stad, die in opstand kwam in 1290 en 1292,  werd een twistappel tussen graaf Gwij van Vlaanderen, graaf Jan van Henegouwen en koning Filips.

Koning Filips ontvangt Gwij van Dampierre in oktober 1294, met achter hem zijn dochter Filippina. De miniatuur werd anderhalve eeuw later gemaakt, als illustratie in de Chronique de France, d'Angleterre, de Flandre et d'autres pays van D. Aubert, waarvan dit exemplaar in de Bibliothèque de l'Arsenal in Parijs ligt. Merk dat de miniaturist een voorkeur voor baarden had. De gedwongen afstand en het (definitieve) afscheid van zijn dochter door graaf Gwij zijn sinds 1295 altijd tot de verbeelding blijven spreken.

Hedendaags standbeeld (met een verzonnen uiterlijk) van Jan van Cuijk (1230-1308) in de gelijknamige gemeente aan de Maas in het oosten van de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Cuijk was een Brabantse edelman en verdiende bij als diplomaat voor de graven van Vlaanderen en Holland en de koning van Engeland. Hij zette mogelijk het complot op dat tot de moord van graaf Floris zou leiden. Hij nam ook deelaan de vredesonderhandelingen tussen de Dampierres en de Franse koning in 1304-05.

De voorzitter van het Britse Hogerhuis zit nog altijd op een groot rood kussen dat gevuld is met wol, de woolsack. Dat is zo sinds het midden van de dertiende eeuw, toen de gewoonte ontstond, om het belang van wolhandel voor Engeland te benadrukken. Die wolhandel verliep anno 1300 vooral naar Vlaanderen. Telkens er echter oorlog was met Frankrijk werd die export stopgezet, zoals in 1294.(Foto Roger Harris)

Het Muiderslot nabij Amsterdam vandaag. Het was daar dat de Zeeuwse samenzweerders tegen graaf Floris V van Holland (1254-1296) hem eind juni 1296 naartoe brachten en opsloten. Daar moesten ze vluchten voor naderende aanhangers van de graaf. Op de vlucht kwamen ze die aanhangers tegen en brachten ze Floris om. Het is nooit duidelijk geworden of enkel arrestatie of ook moord het plan van de Engelse koning Edward was.

Het kasteel van Wijnendaele bij Torhout (hier in een illustratie van Sanderus drie eeuwen later) was volgens de Gentse minderbroeder de fraaiste residentie van graaf Gwij van Vlaanderen. Het was daar dat hij op 7 januari 1297 zijn alliantie met de koning van Engeland sloot. Koning Filips verbleef er begin juni 1301 acht dagen - 'in ons huis', zoals zijn administratie dat noemde - na zijn bezoek aan Brugge.

Van het Palais de la Cité van Filips de Schone op het gelijknamige eiland in de Seine in Parijs (waar ook de Notre-Dame gevestigd is), blijven vandaag enkel de twee voorste torens op het beeld (foto Myriam Lemmens) over, naast de zogenaamde Conciergerie binnenin het hedendaagse paleis van Justitie van Parijs (waar ook Simenons fictieve held commissaris Maigret kantoor hield).  Door de zware overstromingen van eind 1296 moest het hof naar het oude Louvre-paleis uitwijken, om de aanklacht van graaf Gwij te horen.

Oorlog in Vlaanderen

Ook van graaf Robert van Artois (1250-1302, Robert II in de dynastie van dat graafschap) hebben we geen indicaties over zijn uiterlijk, enkel een zegel met zijn silhouet als ridder. Artois was de bekendste legeraanvoerder van zijn tijd, gold als nauwelijks te overwinnen, overwon de Vlamingen nabij Veurne in 1297, en sneuvelde uiteindelijk in Kortrijk.

De hoge heuvel van Kassel was in alle Frans-Vlaamse oorlogen een strategisch punt, met op de top het kasteel en daarrond het stadje. Van het kasteel is enkel de poort overgebleven (foto Myriam Lemmens). Toen Robert d'Artois Kassel wilde veroveren in de zomer van 1297, staken de Vlamingen het stadje in brand en verschansten ze zich in het kasteel. Vijf jaar later, na het bloedbad van Brugge op 18 mei 1302, waren het de Fransen die zich in het kasteel verschansten. De Vlaamse troepen trokken dan maar naar Kortrijk, om zich te verenigen met het gros van het leger.

Met evenveel fantasie en zin voor een goed verhaal als Hendrik Conscience produceerde Hollywood-ster Mel Gibson in 1995 de kaskraker Braveheart, met zichzelf in de hoofdrol als William Wallace (centraal, met de blauwe - Schotse - strepen op het gezicht). Wallace was de leider van de Schotse opstandelingen tegen koning Edward tussen 1297 en 1305. Die opstand dwong Edward in oktober 1297 in Gent tot concessies aan zijn woelige onderdanen, en tot een bestand met koning Filips, ten koste van zijn Vlaamse bondgenoot.

Welshe boogschutters met rode tunieken en de fameuze longbow die dra het machtigste wapen van het Engels leger zou worden. Het beeld is afkomstig van een miniatuur uit het Luttrell Psalter van 1325 dat in de British Library wordt bewaard. De rode tunieken van de Welshe krijgers, die de winter van 1297-98 rondom de Sint-Pietersabdij van Gent doorbrachten - tot uiteindelijke woede van de Gentenaars - waren vaak van leer, maar hielden inderdaad de onderbenen bloot. Vandaar dat kroniekschrijver Lodewijk van Veltem de 'rode rokken ende barse benen' opmerkte.

Het kasteel van Ingelmunster aan de Mandel, zoals Sanderus het drie eeuwen later schetste.  Koning Filips koos het uit als zijn meest vooruitgeschoven verblijf tijdens de veldtocht van 1297. Het was daar dat het stadsbestuur van Brugge zich tot zijn verrassing kwam overgeven, nadat het een paar weken eerder graaf Gwij en de Engelse koning Edward uitermate koel had onthaald.

Het ook vandaag nog zeer landelijke Sint-Baafs-Vijve, met de kerk en de oude Leiebocht. Het is in dat dorp - en mogelijk in dat kerkje - dat Franse en Engelse delegaties op 9 oktober 1297 tot een akkoord kwamen over een wapenstilstand, dat koning Edward zou toelaten de oorlog te verlaten. Paus Bonifatius werd als bemiddelaar aangesproken voor verdere vredesonderhandelingen. 

De paus bemiddelt

De openingsscene uit De Naam van de Roos, de film van Jean-Jacques Annaud uit 1986 (naar het boek van Umberto Eco), geeft een goed beeld van hoe moeilijk het in de middeleeuwen nog was om vanuit het noorden door de Alpen naar Italië te reizen, zoals Robrecht van Bethune en Jan van Namen en hun gevolg in de lente van 1298 deden. Men moest eigenlijk wachten tot mei en het smelten van de sneeuw. De twee zonen van graaf Gwij waren op weg naar Rome, voor de vredesonderhandelingen van paus Bonifatius.

Paus Bonifatius VIII hield in juni 1298 het grootste deel van zijn onderhandelingen tussen Fransen, Engelsen en Vlamingen hier,  in en om de Sint-Pietersbasiliek. Dat was nog niet de hedendaagse, die Michelangelo in de zestiende eeuw zou bouwen, wel de laat-Romeinse, die niet minder imposant moet geweest zijn. Bonifatius bereikte snel een akkoord tussen de Engelse en de Franse koning, ten koste van de graaf van Vlaanderen. Die laatste besefte terdege dat hij veel minder geld op tafel kon leggen dan de anderen om zijn gelijk te halen.

Paus Bonifatius VIII (1235-1303) op een grafbeeld van zijn tijdgenoot Arnolfo di Cambio (collectie van het Museo dell Opera del Duomo in Firenze). Hij poneerde de dominantie van de kerk over de wereldlijke heren als geen paus ooit tevoren of nadien. Maar hij moest het hoofd buigen voor de brutale aanpak van Filips de Schone. 

Graftombe van graaf Thomas II van Savoie (1199-1259) in de kathedraal van Aosta in de Italiaanse Alpen. Hij was de tweede man van gravin Johanna van Vlaanderen en via zijn tweede huwelijk de vader van graaf Amadeus V van Savoie. Graaf Gwij gaf zijn zonen in Rome in 1298 de raad de ervaren diplomaat Amadeus te raadplegen, die toen deel uitmaakte van de Engelse delegatie. Tussen 1302 en 1305 was hij ook een belangrijk bemiddelaar tussen Vlaanderen en de Franse koning. 

De ondergang van Vlaanderen

Filips de Schone (midden op deze miniatuur uit de Grandes Chroniques de France in de Bibliothèque Nationale in Parijs) met zijn vrouw Johanna (rechts van hem) en zijn vier kinderen. Isabella, zijn dochter (1295-1358, links van hem) werd koningin van Engeland door het vredesverdrag van Bonifatius van 1298. Zij was toen drie, maar het huwelijk werd pas in 1308 afgesloten. Zij erfde nog het meest het karakter en de brutaliteit van haar vader. Zij zette in 1326 met haar minnaar haar man af als koning van Engeland en liet hem vermoorden.

De trotse waterburcht van Rupelmonde (op een ets van Sanderus) waar de oude en ontgoochelde graaf Gwij van Dampierre zich eind 1299 terugtrok, na zijn troonsafstand ten voordele van zijn zoon Robrecht.  Hij bleef er maar een half jaar, alvorens hij de laatste jaren van zijn leven in Franse gevangenschap doorbracht. Van de burcht is vandaag enkel nog een toren over.

Koningin Jeanne (Johanna) van Frankrijk, de erfgename van het graafschap Champagne en van de koningstitel in Navarra. Zij zou bijzonder kwaad geweest zijn op de Vlamingen vanwege de dood van haar neef, landvoogd Jacques de Châtillon, in Kortrijk. (oude pentekening naar een standbeeld uit de vroege veertiende eeuw boven het portaal van het College de Navarre in Parijs, dat vernield werd tijdens de Franse Revolutie). Zij werd daardoor de bête noir van zowel Lodewijk van Veltem als Hendrik Conscience.

Van Robrecht van Bethune, de graaf van Vlaanderen (1247-1322), hebben we, net als voor zijn vader, geen betrouwbare afbeelding. Zijn graf in de Sint-Maartenskathedraal van Ieper werd vernield tijdens de Beeldenstorm van 1566. Maar na de vondst van zijn skelet in 1973, plaatste men er deze grafsteen op de vloer. 

Opstand!

Het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninc op de Grote Markt in Brugge. Het werd eind negentiende eeuw vervaardigd in een geromantiseerde en volslagen fictieve enscenering, in het kader van het subsidiebeleid voor standbeelden van de Belgische overheid toen om de helden uit het nationale verleden te promoten. Beiden hebben bestaan tijdens jaren van de Vlaamse opstand van 1302, maar van geen van beiden is een betrouwbaar portret overgebleven. De rol van de Coninc was bovendien vele malen belangrijker dan die van Breydel. Overigens vertoefden beiden een decennium later ook in tegengestelde kampen.

De ridder die in het eikenhouten beeld voor Maria knielt, is haast zeker hertog Jan II van Brabant, althans volgens de meest recente bevindingen van het Schnütgen-Museum in Keulen dat de beeldgroep vandaag bewaart. Ze is afkomstig van de koorstoelen van de Sankt-Georg kerk in Wassenberg, die in de Tweede Wereldoorlog werd vernield. Wassenberg ligt op vijf kilometer van de Nederlandse grens, niet zo ver van Roermond. In het dorpje huisde in de middeleeuwen een grote burcht, waarvan de heren aan de basis liggen van de dynastieën van de graafschappen Gulik, Kleve en Berg aan de Nederrijn. Door zijn overwinning op de bisschop van Keulen in de slag bij Woeringen in 1288 verwierf Jan I van Brabant enkele jaren later ook de controle over Wassenberg. Zijn zoon Jan II financierde omstreeks 1300 de nieuwe koorstoelen. Jan II voerde vanaf de dood van zijn vader in 1294 een evenwichtspolitiek tussen Engeland, Frankrijk en de graaf van Vlaanderen om de Brabantse belangen, die meer richting Rijn gericht waren, te vrijwaren. Zo bemiddelde hij ook tussen beide partijen voor en na de slag bij Mons-en-Pévèle in 1304. Enkele maanden voordien had hij tevergeefs gepoogd zijn graantje mee te pikken in het Vlaamse offensief tegen de graaf van Holland, dat eindigde in de verloren slag bij Zierikzee. 

Gentse militieleden met 'goedendags' (achteraan op de kopie van de verdwenen muurschilderingen van de kapel van de Leugemeete in Gent). Het wapen werd voor het eerst beschreven in een kroniek over de tweede fase van de Franse verovering van Vlaanderen in  1300. Het diende in Kortrijk om de paarden in de buik te steken en zo de ridders naar beneden te doen tuimelen.

Vlaamse militieleden snijden slapende Fransen de keel over tijdens het bloedbad van 18 mei 1302 dat pas veel later 'Brugse Metten' werd genoemd. Fragment van het houten paneel van de kist van Oxford die de voornaamste episodes van de Vlaamse opstand van 1302 uitbeeldde. 

De slag bij Kortrijk, 11 juli 1302

De bekende en veel geciteerde kaart van Jan Frans Verbruggen over de slag bij Kortrijk van 11 juli 1302. Het slagveld lag tussen het kasteel, de Leie, het klooster en de twee beken. Aan Vlaamse kant ziet men de slagordes van Brugge (B), het Brugse Vrije en het westen van Vlaanderen (BV) en Gent en het oosten van Vlaanderen (OVL) met Renesse in reserve. Aan Franse kant stonden de formaties van de Burlats (B), Godevaart van Brabant (BR), Raoul de Nesle (N), Mathieu de Trie (NT), de graaf van Eudes en zijn Normandiërs (Eu), Jacques de Chatillon (SP) en de graaf van Aumale (L). Louis de Clermont (CL) en Robert d'Artois stonden in tweede linie en Guy de Saint Pol en de graaf van Boulogne (SPB) in reserve. 

Tafereel van de kist van Oxford, dat toont hoe de Vlaamse milities de eerste charge van de Franse ruiterij opvingen in dicht aaneengesloten rangen, en met lansen en goedendags. Merk ook de uitstekende (en dus dure) metalen bescherming van de Vlamingen. 

De mooiste miniatuur van de veldslag van 11 juli dateert ook van anderhalve eeuw later in een editie van de Grandes Chroniques de France. De beek neemt er een te centrale rol in, en de goedendags ontbreken, maar de verschillen tussen beide legers, de banieren en het kasteel in de achtergrond zijn overduidelijk.

Tafereel van de kist van Oxford waarop de uitval van de Fransen uit het kasteel van Kortrijk tijdens de veldslag (zie de ruiter die naar buiten stormt in het midden) wordt getoond en het afslaan van de aanval door de Ieperlingen, met de goedendag in de aanslag.

Het centrale tafereel van het beroemde geromantiseerde schilderij van Nicaise De Keyser uit 1834 over de 'Guldensporenslag', dat mee Conscience inspireerde: de genadeslag voor de net van zijn paard getuimelde Robert van Artois door de stevige minderbroeder Willem van Saeftinge.  Uiteraard was de dood van de grootste ridder-held van het laatste kwart van de dertiende eeuw toen al groot nieuws, en inspireerde die talloze generaties nadien.

Nog een tafereel uit de kist van Oxford: twee Vlaamse militieleden staan na de veldslag met getrokken messen tegenover elkaar boven een lijk. Ze zijn in ruzie over wie het lijk mag plunderen. De meeste gesneuvelden werden van alle tegoeden ontdaan en naakt achtergelaten in de zon, als prooi voor honden, vogels en alle hongerige dieren van een  gewoon veld.

Intermezzo

Het koninklijk kasteel van Vincennes aan de rand van het grote bos ten zuidoosten van Parijs, waar koning Filips in juli 1302 het nieuws vernam van de nederlaag in Kortrijk (beeld uit een wandtapijt van eind 17de eeuw dat bewaard wordt in het kasteel van Azay-le-Rideau). Filips grootvader had de plek uitgebouwd als versterkte hoeve (veel kleiner dan op de afbeelding), om er af en toe te gaan jagen. Filips zelf was er geboren en verbleef meestal daar als hij in Parijs was.

Het centrum van Arras (Atrecht) met het belfort, op een gravure uit de negentiende eeuw, en voor de verwoesting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Arras was een grote handels- en bankiersstad in de 12de en 13de eeuw. Het behoorde tot Vlaanderen tot 1181, was dan deel van Artois tot 1384, toen Filips van Boergondië het erfde. Het bleef deel uitmaken van de Boergondische Nederlanden tot 1477, wisselde dan twee eeuwen lang bij bijna elk vredesverdrag tussen Habsburgers en Fransen, totdat het in 1659 definitief Frans werd. Anno 1300 gebruikten de Franse koningen Arras telkens als mobilisatiepunt voor hun legers die naar Vlaanderen optrokken. In 1303 brak er een opstand uit onder de Franse troepen, die niet betaald waren.

De belegering van Thérouanne in 1553, toen keizer Karel V de stad compleet met de grond gelijk liet maken. Merk de immense kathedraal, één van de grootste van Noord-Frankrijk. Thérouanne was sinds de vierde eeuw bisschopsstad. Tot het bisdom behoorden ook Ieper en Veurne. De bisschop koos, onder druk van Parijs, in het conflict met de Vlamingen, partij voor de Franse koning. In de zomer van 1303 veroverden Vlaamse milities de stad, die ze grondig plunderden. Ze staken ook de kathedraal in brand, en vernielden er het standbeeld van Saint-Louis, de grootvader van koning Filips. Vandaag is Thérouanne een klein dorpje, met een klein museumpje dat aan een groots verleden herinnert.

Lessines (in de versie van Sanderus) was in 1303 een klein versterkt stadje in Henegouwen, niet ver van de grens met Vlaanderen. In het kader van hun eeuwig conflict met de graaf van Hengouwen lieten de Dampierres, Jan van Namen voorop, het in 1303 belegeren en veroveren door hun stedelijke milities. Ook Lessines werd grondig geplunderd.

Zeeslag voor Zierikzee

De herberg van de familie Van der Beurze (midden) aan het Beursplein in Brugge vandaag. Daarnaast, links op de foto, de voormalige Genuese Loge. Ook de Venetianen hadden daar een ontmoetingsplek. Daardoor groeide de herberg anno 1300 uit tot de eerste plek voor transacties van financiële waarden. Ze gaf haar naam aan 'de Beurs'. Later verhuisde het wereldcentrum van die financiële handel naar Antwerpen (vanaf 1500), Amsterdam (vanaf 1600), Londen (vanaf 1800), en New York (Wall Street, vanaf 1918). Het gebouw symboliseert de financiële macht van Brugge rond 1300, die het de stad, beter dan de graaf van Vlaanderen, mogelijk maakte een leger te financieren dat zich kon meten met dat van de Franse koning.

Kaart van Zeeland zoals het anno 1300 er moet uitgezien hebben. Het was een wirwar van eilandjes en zandbanken in de nog uitermate grillige en onvoorspelbare mondingen van Schelde, Maas en Rijn. Het stadje Reimerswaal op Zuid-Beveland (niet te verwarren met de gelijknamige gemeente vandaag) was toen nog niet onder de zee verdwenen, en de Biesbosch, die Dordrecht vandaag scheidt van Geertruidenberg,  moest nog ontstaan.

De zaal van de schaakborden in het voormalige paleis van paus Bonifatius VIII in diens geboortestad Anagni. Het was daar dat hij begin september 1303 overvallen werd door troepen van de Romeinse familie Colonna en van Guillaume de Nogaret, de rechterhand van de Franse koning Filips. De paus zou daar, temidden van zijn medewerkers en enkele kardinalen, ook een geharnaste vuist in zijn gezicht gekregen hebben. Een maand later stierf Bonifatius, en was Filips van een vervelende rivaal verlost.

De graftombe van bisschop Gwij van Avesnes (1253-1317) in de Domkerk van Utrecht vandaag, met de tijdens de Beeldenstorm van 1566 afgehakte hoofden van de pleurants (foto Sanne Frequin). Gwij was de broer van Jan I van Henegouwen, die in 1299 ook graaf Jan II van Holland en Zeeland werd. Jan van Renesse nam de mee-vechtende bisschop gevangen in april 1304 tijdens de Vlaamse opmars naar Zierikzee en Holland. Hij kwam weer vrij na de vrede van Athis van 1305.

Eén van de vier taferelen rondom het plafond van de eerste verdieping van het hedendaagse Palazzo Spinola in Genua. Lazzaro Tavaroni, een Genuees schilder, illustreerde aan het eind van de zestiende eeuw in opdracht van de familie Grimaldi, die toen het paleis bezat, de grootste triomf van de feitelijke stichter van hun dynastie (en die van het hedendaagse Monaco), Ranieri I Grimaldi. Die triomf was de zeeslag bij Zierikzee van 11 augustus 1304, waar hij met zijn galleien (de plattere schepen rechts), en Franse en Hollandse koggen, de Vlaamse vloot van Brugge en Gwij van Namen versloeg. Het plafond toont Ranieri in een heuse Romeinse triomftocht. Het tafereel hier illustreert een fase op de eerste dag van de zeeslag. Merk de leeuwenvlag op één van de schepen links.

Een zeeslag  in de middeleeuwen eindigde finaal zoals op deze miniatuur van de Frans-Engelse zeeslag (met uitsluitend koggen) nabij Sluis van 1340. Bemanningen bestormden het dek van de tegenstander, waar dan gevochten werd totdat de verliezers overboord konden worden gekieperd, zelden nog levend. De miniatuur is uit de Chronique de Jean Froissart en te vinden op Gallica.bnf.fr.

Mons-en-Pévèle, 18 augustus 1304

De plek waar op 18 augustus 1304 de slag van Mons-en-Pévèle plaatsvond, ligt er zo goed als onveranderd bij sinds die ene dag ruim zeven eeuwen geleden (foto Myriam Lemmens). Vooraan, waar de boom staat, stroomt de Courant de Coutiches, achteraan ziet men het kerkje van het dorp. In het terrein tussen de twee ontplooiden zich beide krijgsmachten, links de Vlamingen (met achter hen de gekantelde karren), rechts de Fransen. De Bruggelingen stonden het dichtst aan de boom, de Gentenaars het dichtst aan de kerk. (De ook al beroemde kasseistrook van Parijs-Roubaix ligt rechtsboven ver achter de kerk en de horizon).

Helm en maliënhemd van Filips de Schone in Mons-en-Pévèle op 18 augustus 1304, zoals hij ze een maand na de strijd aan de kathedraal van Chartres schonk. Hij droeg ook nog ijzeren beenplaten, knie-bedekkers, en handschoenen. Ook zijn paard was ten dele bepantserd. Maar het is niet zeker dat hij dat allemaal weer aan had toen de Bruggelingen hem bestormden na de onderbreking van de veldslag door onderhandelingen.

Wankele vrede en mythevorming

Elk jaar vroeg in de ochtend op 15 augustus gaat in Brugge nog altijd de Blindekensprocessie uit (foto Myriam Lemmens) Die traditie startte in 1305. De vrouwen van Brugge zouden in de lente van 1304 beloofd hebben dat als hun mannen als overwinnaars terugkeerden van het slagveld zij elk jaar een grote kaars zouden schenken aan het beeld van Onze-Lieve-Vrouw in de Potteriekerk. Dat doen ze dan ook sedertdien, het levende bewijs dat de Bruggelingen ervan overtuigd waren dat zij de slag van Mons-en-Pévèle hadden gewonnen.

Charles-Philippe Delarivière schilderde in 1841 in opdracht van burger-koning Louis-Philippe dit tafereel van Filips de Schone, die zich woest vechtend een weg baant tussen zijn Vlaamse tegenstanders in Mons-en-Pévèle, met boven zijn hoofd de oriflamme. Filips, noch zijn paard zijn geharnast, en de forse berg in de achtergrond met de kerk op de top moet de dorpskern van Mons-en-Pévèle voorstellen. Het schilderij hangt sedertdien in de Galerie de Battailles in het paleis van Versailles.

Het oud kasteel van Petegem dat graaf Gwij nog liet bouwen. In de tijd van Sanderus was het al een halve ruine. Vandaag zijn enkel een klein stukje ruine bewaard, en de slotgracht. Graaf Gwij, die in maart 1305 stierf in gevangenschap in Compiegne, wilde ook begraven worden in Petegem, maar Filips de Schone liet dat niet toe. Hij vond daarom zijn laatste rustplaats in het klooster van Flines, waar zijn moeder begraven lag, waar in 1297 Franse troepen de nonnen verkrachtten en dat in de Franse Revolutie totaal verwoest werd.

Filips de Schone hoopte via het vredesakkoord van Athis van juni 1305 Brugge en de Vlaamse steden zwaar te doen betalen voor hun opstand tegen zijn gezag. Hij beloofde tegelijk zijn onderdanen dat het daardoor gedaan zou zijn met steeds hogere belastingen, en met de permanente muntontwaarding. Maar de Vlaamse steden betaalden niet. Dat conflict zou aanslepen tot in ... 1338. Op zoek naar andere inkomsten orkestreerde het hof vanaf 1307 een vervolging van de hele kruisvaardersorde van de Tempeliers. Op deze miniatuur woont Filips in 1314 de terechtstelling bij van Jacques de Molay, de grootmeester van de orde, en enkele van zijn medestanders. Merk de volle galgen op de achtergrond.

De Vlaamse steden lieten zich na 1302 niet meer onderwerpen aan het gezag van de graaf van Vlaanderen of de koning van Frankrijk, op de periode tussen 1328 en 1338 na. Vanaf dat laatste jaar - het eerste van de zogenaamde Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland die mede door de opstand van Vlaanderen mogelijk werd - nam Gent de leiding van het verzet, onder het commando van de rijke koopman Jacob van Artevelde (verzonnen en geromantiseerd standbeeld van hem uit de negentiende eeuw, op de Vrijdagmarkt in Gent). Die domineerde de volgende zeven jaar Vlaanderen, tot ook hij werd vermoord. De opstandigheid leverde quasi permanente oorlogen op met de Franse koning, en vele interne bloedige conflicten, die uiteindelijk een einde maakten aan de bloei van het graafschap. 

In de Franse mythevorming rond de slag van 11 juli 1302 werd de nederlaag van Kortrijk spoedig herleid tot een accident de parcours. Dat werd rechtgetrokken in Mons-en-Pévèle en had voor de rest geen belang meer in de veel grotere gevechten die Frankrijk met zijn buren had te voeren. De interpretatie die het Franse hof al in november 1302 lanceerde om de nederlaag te verklaren, diende daarbij altijd als bewijsvoering. Het Franse ridderleger had enkel kunnen verliezen doordat de Vlamingen valselijk de grachten hadden toegedicht waar de paarden van de ruiterij dan invielen. Die interpretatie vond je ook op deze miniatuur uit het midden van de vijftiende eeuw in de Anciennes chroniques de Flandre in de Bibliothèque Nationale in Parijs.

Na 1830 creëerden België en later ook de Vlaamse Beweging hun eigen mythologie rond de Vlaamse opstand van 1302. Op dit geromantiseerde tafereel kondigt Jacob van Maerlant (die rond 1290 moet gestorven zijn) op zijn sterfbed aan Pieter de Coninc en Jan Breydel de bevrijding van Vlaanderen aan. Het schilderij is van Jan van Beers van eind de negentiende eeuw. Het is in het bezit van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het is die symboliek die in 1973 ertoe leidde dat de Belgische deelstaat Vlaanderen 11 juli tot zijn jaarlijkse nationale feestdag maakte.

Anno 2022 doven de nationale passies rond 1302 stilaan helemaal uit. Als mooi symbool daarvoor kan de verbroedering gelden die de gemeente Mons-en-Pévèle en de stad Brugge sinds 1987 met elkaar cultiveren. Beide hebben bijgedragen aan de uitbouw van het slagveld als historisch erfgoed en monument voor de vrede. In september 2022 vond naar aanleiding van de vijfendertigste verjaardag van die verbroedering een speciale plechtigheid plaats, waarbij ook de Confrerie van Onze-Lieve-Vrouw van Blindekens op de voorgrond trad (foto La voix du nord).